Inhoudsopgave:
- Waarom gebruiken zoveel onderzoeken dieren?
- Dierstudies zijn echter niet altijd effectief bij mensen
- Dus de conclusie ...
Om de effectiviteit van kruidenplanten, medicijnen en ziekten te testen, is diepgaand onderzoek nodig. Onderzoekers gebruiken vaak dieren als experimenteel materiaal. Niet al deze dierstudies hebben echter hetzelfde effect bij mensen gehad. Wat is de reden?
Waarom gebruiken zoveel onderzoeken dieren?
Dieren zijn niet alleen vrienden van mensen, maar ook experimenteel materiaal voor onderzoek. Noem het ratten, konijnen, honden, katten en chimpansees, deze dieren worden heel vaak gebruikt als proefdieren.
Over het algemeen hangt het uitgevoerde onderzoek nauw samen met de gezondheidswereld, bijvoorbeeld de ontdekking van nieuwe medicijnen of chirurgische technieken. Waarom wordt het onderzoek niet direct op mensen toegepast, maar op dieren?
Het onderzoek zal niet voor het eerst op mensen worden getest om storingen die leiden tot schade, verstoring, handicap of overlijden te voorkomen. Om dit risico te vermijden, worden dieren daarom vervangende objecten waarvan bekend is dat hun veiligheid en effectiviteit bekend is.
Volgens de website van de National Academy Press hebben dieren ook biologische overeenkomsten met mensen, waardoor ze goed experimenteel materiaal zijn voor bepaalde ziekten. Onderzoekers gebruikten bijvoorbeeld konijnen om de ontwikkeling van atherosclerose te volgen en apen om een vaccin tegen polio te ontwikkelen.
Dierstudies zijn echter niet altijd effectief bij mensen
Ondanks deze biologische overeenkomsten hebben dierstudies niet altijd effectieve resultaten bij mensen laten zien.
Onderzoekers van het Allen Institute in Seattle doen daar diepgaand onderzoek naar. Ze keken naar een vergelijking van hersenweefsel van epilepsiepatiënten die waren overleden met de hersenen van muizen.
Het deel van de hersenen dat wordt waargenomen, is de mediale temporale gyrus, het gebied van de hersenen dat taal en deductief redeneren verwerkt. Na vergelijking waren de hersencellen in muizen vergelijkbaar met menselijke hersencellen. Onderzoekers vonden echter ook verschillen, namelijk de serotoninereceptoren.
Serotonine is een hormoon dat door de hersenen wordt aangemaakt en dat de eetlust, de stemming, het geheugen en het slaapgevoel reguleert. De receptorcellen die bij de mens aanwezig zijn, werden in de dierstudies niet in dezelfde cellen aangetroffen.
Deze verschillen geven aan dat de resultaten van tests van depressiemedicijnen, die werken om de serotoninespiegel te verhogen, naar verschillende hersencellen tussen mensen en muizen zullen stromen.
Naast serotoninereceptorcellen vonden onderzoekers ook verschillen in de expressie van genen die verbindingen bouwen tussen neuronen (zenuwen). Dat betekent dat een kaart die de verbindingen tussen zenuwen bij mensen weergeeft, er anders uitziet dan bij muizen.
Onderzoekers geloven dat deze verschillen suggereren dat het menselijk brein en het menselijk zenuwstelsel veel complexer zijn dan bij dieren.
Dit komt omdat het menselijk brein niet alleen verantwoordelijk is voor het reguleren van beweging, communicatie, geheugen, perceptie en emoties, maar ook voor moreel redeneren, taalvaardigheid en leren.
Dus de conclusie …
Dierlijk onderzoek laat niet 100% hetzelfde effect zien als het door mensen wordt uitgevoerd. Daarom moet dit onderzoek herhaaldelijk worden herzien.
Het bestaan van onderzoek met dieren als experimenteel materiaal kan wetenschappers echter hoop geven op het gebied van gezondheid en geneeskunde in de toekomst.
Als het op mensen is getest, is het in feite noodzakelijk om aan verschillende voorwaarden te voldoen, het wordt namelijk op grote schaal uitgevoerd en rekening houdend met verschillende beïnvloedende factoren, zoals leeftijd, geslacht, gezondheidsproblemen of gewoonten.